Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [17]de Horieten op hun gebergte Seir, tot aan het effen veld van [18]Paran, hetwelk aan de woestijn is. 17. Hebr. Chorieten, een volk, dat in Seir woonde, gelijk ook Ezau, onder hfdst.32 vs.3, totdat de Edomieten of Ezaus nakomelingen hen van daar verdreven hebben, onder hfdst.36 vs.20; Deut.2:12,22. 18. Dit is de naam van een stad, het gebergte en het omliggende land. Zie Num.13:3; Deut.33:2; 1 Sam.25:1; Hab.3:3. Hiervan heeft de woestijn Paran haar naam; onder hfdst.21 vs.21; Num.10:12.
, [1897], Horites Horites Cave-men, a race of Troglodytes who dwelt in the limestone caves which abounded in Edom. Their ancestor was "Seir," who probably gave his name to the district where he lived. They were a branch of the Hivites (Gen 14:6; Gen 36:20; Ch1 1:38, Ch1 1:39). They were dispossessed by the descendants of Esau, and as a people gradually became extinct (Deu 2:12).